Als het mogelijk is, laat deze beker aan mij voorbij gaan.
Over het lijden van God en mensen
Door Wim van Putten
Wim is regioleider in onze gemeente
‘Als het mogelijk is, laat deze beker dan aan Mij voorbijgaan.’ (Matth. 26:39)
Soms hoor je deze uitdrukking uit de mond van iemand, die door een zeer moeilijke tijd heengaat. Er kan een tijd zijn in iemands leven dat je niet meer kunt zingen dat God troont op je lofzang, maar dat Hij troont op je tranen van groot verdriet. Die tranen zijn voor God minstens zo kostbaar als onze lofprijs in goede tijden.
In het lijden zie je verschillende reacties van mensen als ze door een moeilijke tijd heengaan: Men kan in zo’n periode Gods diepe nabijheid ervaren. God is tenslotte je enige houvast. Niet je lichaam, niet de mensen om je heen of je geld of bezittingen zijn dan je vertroosting, maar Gods nabijheid. Daarnaast zie je soms verbittering: waarom ik, wat heb ik gedaan, wat heeft dit kleine onschuldige kind gedaan, dat dit hem of haar overkomt?
Eerlijke vragen
Dit zijn wel eerlijke vragen: de zin van het lijden, wat heeft het voor doel? Er zijn mensen die zeggen dat we die vragen niet mogen stellen. Je krijgt dan soms als antwoord: niet waarom, maar waartoe? Dan wordt dit nog verduidelijkt met een bekend verhaal, dat ik mij nog herinner uit een preek van Corrie ten Boom. Het heeft zin, want wij zien alleen maar de onderkant van het borduurwerk, de draadjes en losse einden. God ziet het van boven als een volmaakt kunstwerk. Voor sommigen is dit voldoende, anderen zullen geen troost vinden in dit voorbeeld.
Er is onnodig lijden, er is zelfs afschuwelijk lijden. Denk aan de oorlogsslachtoffers, familieleden die geliefden hebben verloren in de oorlog. Maar dichterbij, ook misbruik in gezinnen, mishandeling van kinderen en ziekte zonder hoop op herstel. Daar kun je geen zinnig woord over zeggen. Het valt niet te bevatten, er is dan geen antwoord op te geven. Zwijgen is misschien dan maar het beste. Dit lijden kun je niet in een enkel systeem plaatsen met goedkope verklaringen: het loutert ons, het zal wel ergens goed voor zijn.
Klap na klap
Nee, nood geeft verschillende reacties: soms brengt het mensen dichter bij God, maar soms verbittert het mensen en blijven ze gevangen in hun isolement en pijn. Door het lijden komt de één dichter bij God en de ander zegt: het hoeft voor mij niet meer.
Je blijft met de vraag zitten: waarom de één wel en de ander niet? Bij sommigen gaat het goed in het leven, het ene succes na het andere, zo lijkt het. En anderen krijgen klap na klap te verwerken.
Waarom? Het enige wat je er soms van kunt zeggen is: de rechtvaardige lijdt niet omdat hij niet deugt, maar juist omdat hij wèl deugt. Kijk maar naar het leven van Job. Of, zoals iemand eens schreef: ‘Job staat zozeer aan de kant van God, dat hij íets meemaakt van het lijden waar God doorheen gaat.’
Maar waar gaat God dan allemaal doorheen?
Ja, waar gaat God allemaal doorheen? Vanaf het moment dat het mis ging met de eerste mensen heeft onze God alles in het werk gesteld om de mens te redden. Om deze wereld met al haar pijn weer terecht te brengen. En in dit proces betrekt onze Heer de mens. De mens gaat af en toe een stukje met God mee, een klein stukje van zijn leven. Die mens, die dan een heel klein stukje met God meegaat, maakt dan ook een beetje mee van wat God meemaakt.
Het is te vergelijken als een vader, die aan zijn zoon vraagt: ‘Ga je mee een stukje wandelen?’ Zo gaat die vader samen met zijn zoontje door het donkere bos. Het zoontje houdt de hand van zijn vader stevig vast. Ze gaan er samen doorheen. Waarom zal dat kind dan moeite en donkerheid ondervinden? Omdat het met de vader meegaat, die ook lijden en duisternis ervaart. Dat kind gaat dan iets voelen wat die vader voelt.
Zo bidt Jezus: ‘Als het mogelijk is, laat deze beker dan aan Mij voorbijgaan. Maar niet wat Ik wil moet gebeuren, maar wat U wilt.’ (Matth. 26:39 HTB)
De Vader was er toen Jezus Christus die drinkbeker dronk. Samen, hand in hand in dat donkere bos van Getsemane. Jezus wist en hield vast aan zijn vertrouwen in de Vader. Hij had eerder beleden: ‘Hij die Mij gezonden heeft is bij Mij; Hij heeft Me niet alleen gelaten, omdat Ik altijd doe wat Hij wil.’ (Joh. 8:29)
In het lijden, was Jezus niet alleen. Hij hoefde die drinkbeker niet alleen te drinken. Op een moment van grote eenzaamheid, voelde Hij zich weliswaar door de Vader verlaten, maar hield vast aan zijn geloof in de aanwezige Vader en gaf zijn Geest in zijn hand, zoals beschreven in Lucas 23:46: ‘En Jezus riep met luide stem: ‘Vader, in uw handen leg Ik mijn geest.’ Toen Hij dat gezegd had, blies Hij de laatste adem uit.’
Het lijden lijkt zinloos, maar als God en mens samen door het lijden heengaan, kun je soms toch zeggen: ‘het heeft zin gehad….het was goed.’
Als God de Vader, samen met de Heer Jezus, door het lijden heengaat, kunnen we nu achteraf zeggen: ‘Het was zeer goed, want door zijn sterven zijn wij bevrijd’: ‘Door Jezus’ dood heeft Hij ons bevrijd van onze schuld. Als Hij dát al gedaan heeft, dan is het ook zéker dat Hij ons zal redden van Gods straf!’ (Rom. 5:9 BB)
God is niet de veroorzaker van het kwaad. Maar God kan in de nacht, als wij samen met Hem door dat donkere bos gaan, toch zin geven aan het lijden, omdat wij met Hem zijn.
Geïnspireerd door een studie van Dr. K.D Goverts – Omgaan met lijden (2007)