Verwondering


Dagen van gemis

Door Wim van Putten

Wim is regioleider in onze gemeente

Dagen van gemis

Als je wat ouder wordt, zo boven de zeventig zoals ik, dan heb je je langste tijd gehad in dit leven. Voor sommigen is dat iets wat ze somber stemt, anderen zien met verwachting uit naar wat gaat komen. Mijn schoonmoeder van negenennegentig wil nog wel even blijven: ‘Maar als het anders is, dan is het ook goed,’ zegt ze. Wat een leeftijd en dat, terwijl ze nog redelijk gezond is. Dat is helaas niet iedereen gegeven. Als je daar over nadenkt, dan komen er ook bij mij weleens gedachten naar boven: ‘Hoelang heb ik nog?’ Het leven is tijdelijk en het gaat snel. Het lijkt wel of de jaren boven de pensioenleeftijd in snelheid toenemen. Onze dagen zijn te kostbaar om zo maar uit onze handen te laten glippen. Daarom wil ik bewust leven en genieten van iedere dag die mij wordt gegeven.

Onlangs is een goede vriend van ons overleden. Dat lege gevoel, die rare werkelijkheid, dat iemand er gewoon niet meer is. Dat je niet meer even langs kan gaan voor een praatje, een lach, een kop koffie. Die lege plek maakt mij pijnlijk bewust van onze tijdigheid, maar ook van onze kwetsbaarheid. Hoe kom je door al die stormen heen? Een buurvrouw, die ook een aantal jaren geleden haar man heeft verloren, antwoordde op onze vraag hoe het met haar ging: ‘Het lijkt wel of het gemis met de jaren alleen maar groter wordt in plaats van minder. Het gemis, die lege plek in de huiskamer, die lege stoel, het is een pijnlijke werkelijkheid.’

Een ramp voor een opgroeiend gezin

Ik was twintig toen mijn moeder van de ene op de andere dag overleed, een ramp voor een opgroeiend gezin. Een man zonder vrouw, en kinderen zonder moeder. Wat een leegte, ineens was ze er niet meer. Die moeder met wie ik discussieerde over mijn geloof, tegen wie ik getuigde van mijn nieuwe leven. Ik was namelijk net een paar jaar daarvoor tot bekering gekomen. Ik weet het nog als de dag van gisteren, terwijl het al meer dan vijftig jaar geleden is. Ook toen ervaarde ik zelf die verscheurende pijn, dat grote gemis.

Het was de tijd van de grammofoonplaat, de pick-up, de vijfenveertig toerenplaatjes en Lp’s. Dat zegt de jeugd van vandaag helemaal niets meer, maar de ouderen onder ons hebben zeker hun eigen verzameling gehad. Wij hadden thuis een singeltje van het Urker mannenkoor met het nummer Ruwe stormen mogen woeden, alles om mij heen zij nacht, God, mijn God zal mij behoeden, God houdt voor mijn heil de wacht.

In die dagen van mijn grote verdriet, heb ik dit EPtje, als ik even alleen was, tientallen keren gedraaid, grijs gedraaid zal ik maar zeggen. Wat kan een lied troost geven, even je emoties roeren, ook dat heeft God gegeven om een pijnlijke ervaring te verwerken. Maar de diepste troost lag in de preek van onze predikant, die sprak over Rom. 14:8b (NBG): ‘Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren.’ Het is misschien een beetje ouderwets taalgebruik uit deze oude vertaling, maar deze tekst is sindsdien niet meer uit mijn herinnering gewist. Dat wist ik, voor de tijd die is geweest, met de mooie en moeilijke dagen, maar ook voor de tijd die nog gaat komen: Dus of we nu leven of sterven, wij zijn van de Heer.’ (NBV21)

Wat een troost ligt hierin, te midden van een pijnlijke leegte.